Het is een prachtig zonnige ochtend, maar toch neem ik de auto voor de rit naar het centrum voor de wekelijkse yogalessen. Ik zou het kunnen fietsen binnen een half uur, maar het is koud, een paar graden boven het vriespunt en de warme tropische zon van Suriname zit nog in mijn botten. Het is een nauw straatje ergens net buiten het centrum, daar moet ik zijn. Ik ben er nu al zo vaak geweest, dat ik de straatnaam vergeten ben. Op de automatische piloot rijd ik er heen. De parkeervakken aan weerszijden zijn bijna allemaal vol, maar altijd als ik hier kom zijn er op magische wijze altijd nog twee vakken vrij. Anders is er wel in de eerste zijstraat nog een leeg parkeervak. Dreigende blauwe borden sommeren dat je een parkeerkaartje moet kopen. Al een paar jaar negeer ik de moderne parkeerautomaat die op zonne-energie werkt. De yogales is vroeg op de morgen en ik ga er vanuit dat de parkeercontroleurs hun dagtaak beginnen met koffiedrinken.
De les duurt altijd anderhalf uur. Voor aanvang ben ik altijd een kwartier eerder aanwezig voor eerst rustig een glaasje Yogi-thee. Na afloop nog even nazitten met de andere deelnemers, de juf en de laatste thee uit de thermosflessen. Pas na twee uur ben ik dan weer bij de auto terug. Iedere keer kijk ik dan belangstellend naar mijn voorruit en ook dit keer weer geen parkeerbon onder de ruitenwisser. Ik ga van de redenering uit dat het goedkoper is om nooit te betalen voor het parkeren en de kosten voor een eventuele parkeerboete gewoon zonder klagen te betalen. In plaats van steeds trouw te betalen, ben ik dan over een jaar toch goedkoper uit. Dus ook deze morgen houdt mijn stelling weer stand.
Op de terugweg wil ik nog snel even een paar boodschappen doen. Door in plaats van rechtsaf nu eens linksaf te gaan, ontdekte ik een paar weken geleden een grote AH supermarkt die ik nog nooit eerder gezien had. Ook deze morgen zijn er nog een paar parkeervakken vrij, vlak voor de ingang. Deze AH ligt nog meer buiten het centrum en dat er hier ook betaald geparkeerd moet worden valt mij niet op. In de supermarkt pak ik snel die paar spullen die ik nodig heb en sluit mij aan bij een van de twee kassa’s die open zijn. Voor die ene kassa staat een afgeladen winkelwagen, dus ik neem die andere waar maar een paar artikelen op de band liggen. De klant die voor mij is, wil iets moeilijks. De ene helft van de boodschappen contant betalen en de andere boodschappen met de bankpas betalen, of iets dergelijks. In ieder geval de caissière komt er alleen niet uit en roept hulp van een collega in. Door de winkelruit zie ik aan de overkant van de straat het blauw-zwarte uniform van een parkeer controleur passeren. Opeens begrijp ik dat ik hier een parkeerticket had moeten kopen. Voorlopig marcheert de controleur nog in de richting weg van mijn auto, maar ik begrijp dat ik toch haast moet maken om weg te komen. Ik ben aan de beurt. Nee, ik wil geen zegeltjes, geen bonnetje en geen bonuspunten.
Buiten zie ik dat het te laat is. Voor de neus van mijn auto staat een blauw-zwarte controleur druk te tikken op zijn handcomputer. Ik probeer de zaak nog te redden door te zeggen: “zo ik ben er, even snel een boodschap doen”. “Uw heeft geen parkeerticket gekocht, dan zal ik toch een bekeuring moeten geven”. Ik vraag me af of hem dat nou genoegen doet of niet. “Vindt u het goed dat ik eerst even de boodschappen binnen leg” en ik stap in. Door het open raampje krijg ik de witte papieruitdraai uit zijn machientje uitgereikt. Zonder het te bekijken stop ik het in een vakje weg. Een groepje van vier schooljongeren staat op de stoep belangstellend toe te kijken. Blijkbaar verwachtten ze dat ik boos zou worden. Rustig en zonder emotie rijd ik weg. Boos worden om iets waar aan je niets meer kunt doen, heb ik na een jaar Suriname wel afgeleerd.