Precies zes uur ’s morgens en iedereen schrikt van het kanonschot. We zien de gele lichtflits, we horen de dreun, we voelen de schokgolf en zien dan de grote stofwolk in de verte. Het is het eerste schot van de eenentwintig die het begin van de festiviteiten van de viering van veertig jaar srefidensi inluiden. Veertig jaar geleden, op 25 november 1975 veranderde de Nederlandse kolonie Suriname in een onafhankelijke republiek. Die dag wordt nog steeds ieder jaar herdacht en om de vijf jaar is het groot feest. Over de vraag of de onafhankelijkheid een goede stap voor land en volk is geweest, zijn de meningen verdeeld. Vroeger, voor de onafhankelijkheid, was alles beter, hoor ik van de oudere Surinamers. Toen leefde men zorgeloos en was er geen criminaliteit. Nergens waren er huizen met dievenijzers, dat was niet nodig. Nu hebben bijna alle woningen tralies voor de ramen en een stalen hek rond het huis. Dagelijks staan de kranten vol met slecht nieuws over berovingen, moorden en inbraken. Nee, vroeger was Suriname een vredelievend land waar alle bevolkingsgroepen in harmonie samen leefden.
Enkele weken voor de viering verkondigt de pas aangetreden regering maatregelen die ingrijpende gevolgen hebben voor de economie. De energieprijzen zijn flink gestegen, soms wel met een factor drie voor groot-gebruikers. Pas geleden is de Surinaamse Dollar flink gedevalueerd, met maar liefst 25 %. Men vreest dat die devaluatie snel zal doorwerken in de prijzen in de winkels. De werkende Surinamer heeft vaak al meerdere banen, hosselen noemt men dat hier, om zijn gezin te kunnen onderhouden. Maar vandaag is het feest, alle zorgen zijn voor morgen. De mensen die ik vandaag spreek zeggen: “Surinamers houden van feest vieren, die economische crisis komt morgen wel weer, vandaag is het feest”.
Met nog enkele honderden toeschouwers, sta ik deze morgen nog voor zonsopkomst aan de rand van een weiland. Op het hek hangt een bord: “explosieven” en een bewapende militair houdt de wacht. Die eenentwintig kanonschoten zijn een internationaal gebruik voor het inluiden van een feestdag. Waarom dan eenentwintig? “Ja, dat is ook internationaal zo afgesproken”, vertelt de legerkapitein. Gewoon precies iedere minuut een knal en twintig minuten lang is een mooie tijd en dan kom je op eenentwintig, aldus die kapitein. Overigens doen ze het niet met echte kanonnen, dat zou te duur zijn. Het zijn gewoon granaatjes. De afstand tot het publiek is toch zo groot en het is toch donker, dat heeft niemand in de gaten. Bij de laatste knal en na het optrekken van de laatste stofwolken, begint de zon op te komen. Nu is de viering van “40 jaar Srefidensi” echt begonnen.
In de stad hangt vroeg op de morgen al een feestelijk afwachtende stemming, alles is een beetje anders. Met buslijn 9 ga ik opnieuw naar het centrum. In plaats van de gebruikelijke rammelende oude bussen, rijden er nu frequent bussen van een luxere generatie. Ruimer, betere stoelen en een tv scherm met dvd speler waar de muziekclips loeihard mee afgespeeld worden. Ik wandel door het centrum om half negen ’s morgens en overal worden kraampjes en stalletjes gebouwd. In de glazen vitrines staan nu al de bakken met bami, nasi en saté klaar. Mijn doel is voorlopig het terrasje bij Tangelo, waar ik koffie en een stuk taart bestel. De fyadu taart is hier erg goed. Met het officiële feestprogramma bij de hand denk ik na over mijn dagindeling.
Alles speelt zich af rondom het Onafhankelijkheidsplein, het Paleis en de Palmentuin. Die overhandiging van een postzegel en een boek aan de President in het paleis, daar kom ik als gewoon volk niet bij. Ik ga wel even kijken bij het paleis en ik zie de ene na de andere luxe limousine statig komen aanrijden. Glanzende Amerikaanse luxe houdt eerst halt voor het bordes van het paleis en rijdt dan door naar de parkeerplaats opzij. Bij het hek maak ik wat foto’s van het glanzende blik en in de hoop nog een VIP te zien. De drie bewapende militairen sturen mij weg: “zo is het wel genoeg”. Dan wandel ik maar eens naar de overzijde van het plein, naar de Congres Hal. Dat moderne gebouw van staal en glas valt hier uit de toon tussen de statige witte koloniale gebouwen. De rode loper is uitgelegd voor de ontvangst van de gasten voor de ‘Buitengewone DNA vergadering’. District Commandant, zeg maar burgemeester, Jerry Miranda staat klaar in een smetteloos wit pak om de gasten te ontvangen. Hier mag ik helaas ook niet naar binnen omdat ik geen donker pak draag. Alle leden van De Nationale Assemblee komen hier vandaag bijeen, voornamelijk om te speechen en elkaar te feliciteren. Weer vang ik een paar VIP’s met de camera, zoals de altijd wat somber kijkende Vice President Ashwin Adhin op weg naar de rode loper uitgerold op de stoep van de Congres Hal.
Aan de overkant van het plein, bij het paleis, komt de President met zijn gevolg naar buiten. Volgens het programma gaat het om de onthulling van een gedenkplaat. Omdat ik aan de verkeerde kant van het plein sta en het grote grasveld met dranghekken is afgesloten, moet ik er omheen lopen en kan ik net niet op tijd bij de onthulling zijn. Even later zie ik wel het resultaat, een ruwe kei met een kleurige kunststof plaat met opschrift.
Later op de middag gaat er een groots programma plaatsvinden op het plein. Tot het zover is, loop ik wat rond. Bij de Waterkant passeer ik een man in een wit pak. We kijken elkaar even aan en beide denken we: “die heb ik meer gezien”. Dan weet ik het, het is die andere District Commissaris van Paramaribo voor regio zuid oost, Mike Nerkus. Op weg naar de Palmentuin zie ik fraai geklede dames, fleurig gekleed in de kleuren rood, groen, wit en geel, de kleuren van de Surinaamse vlag. Aan een dame met een hele fraaie hoofdtooi vraag ik of ik van haar een foto mag maken. Ze reageert wat vervelend: “nee, echt niet”. Geen probleem, ik had haar al eerder van opzij gefotografeerd. In de Palmentuin staat het vol met kraampjes met etenswaren. Al die maaltijden staan al de hele dag in de warme zon, dat kopen en eten durf ik niet aan. Op een podium in het midden van de tuin is er een doorlopend optreden van Surinaamse muzikanten. Het is behoorlijk hard en de zware boemklanken zijn in de verre omtrek te voelen. Een regenbui dreigt en als ik Fort Zeelandia passeer, gaat het een beetje regenen. Een voormalige officierswoning en nu ingericht als cultuurmuseum is een mooie plaats om te schuilen. Het kleine museum kan mij niet zo boeien, met z’n krantenknipsels en muziekboeken. Wel heb ik met een fotogenieke dame een leuk gesprek. Ze is erg trots op dat haar dochter gezongen heeft bij de inauguratie van de president enkele maanden geleden. We wisselen adressen uit ik beloof haar de foto te sturen die ik gemaakt heb.
Bij het bekende toeristenterras, ’t Vat’, pauzeer ik met een kopje thee. Net als ik verder wil gaan zie ik op de tv-schermen bij ’t Vat’ dat de Staats TV met de rechtstreekse uitzending vanaf het Onafhankelijkheidsplein begonnen is. Om half vijf zal hier op het grote grasveld de parade en het defilé beginnen. Met gezwinde pas haast ik mij naar het plein voor een goede plek aan de dranghekken rondom het grasveld. Het staat al een paar rijen dik langs de hekken. Met steeds een beetje meer naar voren kruipen bemachtig ik een goede plaats. Op het grasveld staan de legerkorpsen opgesteld, ik kijk tegen de achterste rijen aan. Aan de overzijde is de eretribune voor de genodigden. De beste plaatsen zijn gereserveerd voor president, vice president en hun vrouwen. Het inspecteren van de troepen en het paraderen op het grasveld vind ik niet bijzonder boeiend, maar wel leuk om gezien te hebben. Door het commentaar voor het publiek van een legerkapitein die uitkijkt over het veld vanuit een brandweer hoogwerker wordt het interessanter.
Leuker vind ik de als verrassing aangekondigde sprongen van parachutisten. Het publiek kijkt naar de hemel met een paar lichte wolkjes en ziet zeven parachutisten uit het overvliegende vliegtuig springen. Met ingehouden adem zien we de afdalingen. Ze lijken wel erg af te wijken van een rechte koers omlaag. Ik vraag me af of ze niet in de Surinamerivier terecht zullen komen. De eerste landt ergens aan de rand van het plein. Volgens de omroeper heeft deze parachutist een onfortuinlijke landing gemaakt. De president staat op van zijn zetel om de gewonde parachutist persoonlijk toe te spreken. De andere zes landen keurig op het grasveld en zowat recht voor me. Van de omroeper hoort het publiek later dat het met de ongelukkige eerste parachutist wel meevalt, maar dat hij toch naar het hospitaal vervoerd is. De spanning en sensatie van het moment maakt dit een van de leukste momenten van de dag.
Na de laatste landing wordt het publiek uitgenodigd om het grasveld over te steken naar de plaats van het defilé. Met enig gedrang vind ik ook hier een redelijke plaats aan het hek. In een half uur zien we alles voorbij komen wat men aan defensie heeft. Een paar legervoertuigen, een paar tanks, voort marcherende legerkorpsen en twee muziekkapellen. Politie op de motor, politie op de fiets en dan een ambulance, men is er trots op.
’s Avonds om half negen staat er vuurwerk op het programma. De menigte heeft zich opgesteld aan de Waterkant, langs de Surinamerivier. Rond die tijd zie ik een boot van de kustwacht vertrekken. Als ik de lichtjes in de mast volg, dan zet die boot koers naar de overzijde van de brede rivier. Even later worden vanaf de overkant de eerste stukken vuurwerk afgeschoten. Het ziet er simpel uit en ik mis de “ahh” en de “ohh’s” van het publiek. Halverwege slenter ik vast terug, richting het paleis. Om negen uur ’s avonds staat de volksreceptie in het paleis op het programma. De jaarlijkse receptie is de enige mogelijkheid voor de burgers om het paleis van binnen te zien. Tot mijn genoegen wordt er inderdaad omgeroepen op het plein dat het ‘volk nu uitgenodigd is’. Voor de zekerheid zet ik de pas er in om bij het juiste toegangshek van het paleis te komen. Weer verbaas ik mij er over dat men hier zo langzaam loopt. Zo kom ik redelijk vooraan te staan in de menigte voor het hek. Het hek blijft lang gesloten. Ik zie wel mensen het paleis in en uit lopen, maar nog niemand die het volk binnen laat. In de hoop dat het helpt, zetten de wachtenden het volkslied in, het eerste couplet. Als er dan nog niets gebeurd, wordt het tweede couplet ingezet.
Pas rond half tien verschijnt er iemand met een baret bij het hek. In groepjes van tien wordt de menigte binnen gelaten. Er is veel geduw en gedrang, maar ik laat het over me heen komen. Na geduld oefenen passeer ik het hek. Op het voorterrein van het paleis staan metaaldetectiepoortjes opgesteld. Ze piepen niet, de poortjes knipperen alleen met rode en groene lampjes. Bij de tassen-inspectie ziet men mijn grote spiegelreflexcamera. “Voor welke krant werkt u?”, vraagt de militair. Het bezit van een dergelijke camera als privé-persoon vindt men wat bijzonder. Dan moet ik de armen spreiden terwijl de volgende militair mij fouilleert. Als beloning krijg ik drie bonnen uitgereikt, twee voor een consumptie en een voor een ‘snackbox’. Voor ik het door heb, sta ik opeens op de trap naar het bordes van het paleis. Dan gaat alles heel snel. Ik had mij nog geen voorstelling gemaakt van wat de ‘volksreceptie’ zou inhouden. Nog een paar stappen en ik sta in de lobby van het paleis. Een blikvangers is de kroonluchter aan het plafond met ontelbare lampjes. Terwijl ik in de rij verder schuifel kijk ik om me heen in de heldere in gebroken wit geschilderde ruimte. Opeens zie ik een uitgestoken hand. Het blijkt de hand van president Desiré Delano Bouterse te zijn. Gelukkig had ik mijn fotocamera al in de linkerhand overgenomen. Ik ben verrast: hij feliciteert mij, ik had verwacht dat ik de president zou moeten feliciteren. Dan weet ik weer wat ik wilde vragen. “Klopt het dat u in Nederland gewoond heeft?” “Ja dat is inderdaad lang geleden” zegt hij. “En is het inderdaad zo dat u net als ik in Nijmegen gewoond heeft?” Dat blijkt ook te kloppen, maar hij weet niet meer in welke straat. Maar dat weet ik nu juist wel weer. Ik voel dat ik moet doorlopen. Door de verrassing dat hij ook in Nijmegen gewoond heeft, vergeet ik zowat om Ingrid Bouterse een hand te geven. Dan krijg ik vice president Adhin voor me en ook die feliciteert mij. Ik schud zijn hand. Het handje dat ik van zijn tengere vrouw krijg voelt slap aan. Ik moet verder lopen, naar de volgende ruimte. Rechts op een tafel staat een kolossale taart in de vorm van het paleis. Dames zijn bezig om stukjes af te snijden en op schoteltjes te doen. Het ziet er prachtig uit en ik wil er een foto van maken. Het lukt niet, ik moet doorlopen wordt er gezegd. Jammer dat ik geen stukje taart mee gepakt heb.
Voor mij ligt de paleistuin, badend in een zacht paars licht. Ik daal de trappen af en sta op een rode loper die de feesttent in leidt. Achterin in de tent zie ik een podium over de hele breedte van de tent. Muzikanten stellen zich op. De tent is ingericht met gezellige tafeltjes. Bezoekers hebben zich geïnstalleerd met een drankje aan de tafels of lopen rond. Ik word aangesproken door een jonge dame die mijn gesprek over de woonplaats van Bouterse in Nijmegen gehoord heeft. Zij woont ook in Nijmegen en werkt voor enkele maanden in Suriname in de zorgsector. Bij een van de buffetten wissel ik een consumptiebon in. Met een sapje ga ik voor bij het podium kijken. De grote band speelt gemoedelijk jazz, niet te hard, niet te zacht. Alle kandidaten voor de receptie zijn blijkbaar binnen of men heeft de hekken weer gesloten, want president, vice president en hun vrouwen lopen door het middenpad naar voren. Ze nemen bezit van plaatsen op de eerste rij, terwijl de band met groot koor een Surinaams nummer in zet.
Op het podium staat ook het eikenhouten spreekgestoelte dat de president altijd gebruikt. Als een echte gastheer heet Bouterse zijn volkse gasten welkom. Hij gaat naast zijn spreekgestoelte staan en lijkt even uit de rol van president te stappen. Even is hij een muziekliefhebber die aan zijn gasten vertelt welke geweldige muziek hij vanavond geregeld heeft. Dan is hij weer de president die vol tevredenheid terug kijkt op de afgelopen dag die schitterend is verlopen. Als de band een volgend nummer in zet, ga ik de bon voor de snackbox inwisselen. Aan het buffet krijg ik niet één doos, maar twee snackboxen. Blijkbaar heeft men te veel of zijn er minder bezoekers dan verwacht. Als ik de tweede consumptiebon in wil wisselen, vraagt de barman of ik niet een hele fles sap wil.
Tegen elf uur besluit ik de receptie te verlaten omdat ik nu al terug kan kijken op een mooie dag. Aan een official vraag ik hoe ik er uit moet en hij wijst me de weg naar een dienstuitgang van het paleis. Buiten het beschermde gebied van het paleis is het beklemmend druk op straat. Er is langzaam rijdend verkeer dat zich een weg probeert te zoeken door de straten vol met slenterend publiek. Jongelui lopen provocerend te zwaaien met liter flessen Parbobier, of flessen met sterke drank die bijna leeg zijn. Het is nog een eindje lopen door de drukte voordat ik op de Heiligenweg ben. Hier vind ik zonder zoeken een taxi die mij snel naar mijn appartement in Paramaribo zuid brengt. Ik kijk terug op een lange maar mooie dag waarin ik heb beleefd hoe men hier de Srefidensi viert.
Voor meer foto’s van de viering van 40 Jaar Srefidensi: klik hier
Slottoesspraak van President Bouterse: